Mexico 2010 deel 1

Hannelore Verschut op 26 August 2016
MEXICO 2010: EEN ROADTRIP OVER HET SCHIEREILAND YUCATÁN

In de zomer van 2010 gaan we met de kinderen (9, 8 en 5 jaar oud) naar Mexico. Omdat wij in Den Haag de vroege zomervakantie hebben vertrekken we dan ook vroeg in juli. Dat komt overigens goed uit want eind augustus gaat het orkaanseizoen langzaam maar zeker van start. We hebben een ticket naar Cancún gekocht, een route uitgestippeld en al onze sfeervolle hotels van tevoren vastgelegd. Ook de autohuur hebben we al geregeld. We komen aan op de luchthaven en rijden met een taxi naar Playa del Carmen waar we voor de eerste 5 nachten een all-inclusive hotel hebben geregeld. Meteen naar bed want voor ons gevoel is het al 02.00 uur ’s nachts (nederlandse tijd) en de kinderen zijn heel moe. Het regent, maar als we de volgende ochtend veel te vroeg wakker worden is het droog en breekt de zon door. De zee is prachtig blauw en we doen een aantal dagen rustig aan om bij te komen van de jetlag en om de kinderen te laten genieten van zwembad, strand, zee en het feit dat ze zomaar zelf aan de bar een drankje kunnen halen. Playa del Carmen vinden we niet zo heel bijzonder. Duur, toeristisch en voelt niet heel erg Mexicaans aan. Maar om even bij te komen van de reis is het een prima plek. Daarna snel weg om dit prachtige land te verkennen. We halen onze auto op en vertrekken naar Isla Holbox bij de noordpunt van Yucatán. We blijven hier twee nachten maar dat blijkt eigenlijk veel te kort. Wat een paradijs is dit! Het eilandje is autovrij en er zijn geen verharde wegen. Alles gaat met golfkarretjes. Je laat je auto op een parkeerplaats in het plaatsje Chicilá achter en vaart dan over met een boot. Dan begint het grote genieten. Kleinschalige hotels direct aan zee, heel veel pelikanen en flamingo’s, een leguaan aan je voeten terwijl je op je “loungy-ligbed” ligt en een nacho in je verse guacamole doopt. Wandelen over het eiland is heel erg gaaf. Aan het eind van de middag is het eb en ontstaat er een wad voor de kust waar je overheen kunt lopen en heel veel mooie vogels kunt spotten. Wat Isla Holbox ook zo bijzonder maakt is dat er van juni tot en met augustus walvishaaien voor de kust zwemmen. Je kan daar dan met een boot en een gids naartoe varen en snorkelen met de walvishaaien. Als de gids een walvishaai ziet dan spring je samen met hem in het water en zwem je met het totaal ongevaarlijke (maar heel groot) dier mee. Niet meer dan drie personen tegelijk het water in om de dieren wat rust te gunnen. Het is echt geweldig om naast zo’n dier te zwemmen. De kinderen vinden het eerst wat spannend maar gaan toch het water in. Behalve jongste dochter die nog te klein is. Zij ziet de dieren vanaf de boot. Op de terugweg komt er nog een grote mantarog naast onze boot zwemmen. Na het strand is het tijd voor cultuur. We rijden van Isla Holbox naar Chichén Itza, waar de bekendste Mayatempels van Mexico staan. Om 06.00 uur de volgende ochtend staan we voor de ingang. We zijn helemaal alleen als we naar binnen lopen en we laten de prachtige tempels op ons inwerken. Ook het balspelveld waar de Maya’s een bal met de heup door een ring op grote hoogte moesten schieten is heel bijzonder. Als we na een paar uur weer naar buiten lopen komen alle grote touringcars met toeristen aan. We zijn blij dat wij alles in alle rust hebben kunnen bekijken en genieten de rest van de dag lekker aan het zwembad. Van Chichén Itza rijden we naar Campeche, een parel van een stad aan de westkust van Yucatán. Zelf autorijden in Mexico is overigens heel goed te doen. De wegen zijn echt uitstekend en de Mexicanen rijden netjes. We rijden naar Campeche via de Cenotes de Cuzamá, ondergrondse watergrotten waar je in kunt zwemmen. We parkeren de auto en dan moeten we nog 45 minuten in een paardenwagonnetje op een rails naar de ingang van de Cenotes. Lekker hobbelen en als er een tegemoetkomend paardenwagonnetje aankomt moeten we uitstappen. Het wagonnetje wordt van de rails getild en de tegenligger kan dan passeren. De kinderen vinden het geweldig. Na ons ondergronds zwemavontuur, wat overigens prachtig is, weer drie kwartier terug hobbelen en dan op naar Campeche. De historische stad Campeche staat vol met prachtig gekleurde huizen en heeft een mooi centraal plein met een grote kathedraal. Echt een aanrader om twee nachten te verblijven en rond te struinen door de straten. Dan volgt onze langste rit van de vakantie, we rijden helemaal tot aan de stad San Cristobál de las Casas in de provincie Chiapas. Een rit van 11 uur en we vertrekken daarom ook heel vroeg in de ochtend. Het eerste stuk tot aan de stad Palenque gaat heel voorspoedig, maar het venijn zit hier echt in de staart. Met nog ruim 200 kilometer te gaan denk je dat je er bijna bent. De weg gaat hier echter door de bergen en slingert nogal. Een heel mooi stuk om te rijden, maar om de 100 meter zit een hele geniepige (lees: irritant hoge) verkeersdrempel die vijf uur lang zorgt voor het ritme “optrekken-remmen”. Dat schiet dus niet echt op. In de provincie Chiapas wonen veel indianen. De indianenbevolking is arm en dus zie je op dit deel van de route, naast verkeersdrempels, ook kinderen die touwen spannen over de weg en op deze manier automobilisten proberen staande te houden om fruit te kunnen verkopen. Mexicanen rijden luid toeterend en veel te hard door de touwen heen waardoor de kinderen opzij moeten springen. Het ziet er in de eerste instantie intimiderend uit zo’n touw over de weg. De tip is kalm te blijven, vriendelijk te lachen, je niet te laten intimideren en langzaam maar zeker door het touw te rijden. Ook wat kleingeld bij de hand houden om af en toe wat stukjes fruit te kopen. Het is al triest genoeg dat kindjes dit moeten doen.