THAILAND, LAND VAN DE GLIMLACH

Rein Visser op 25 October 2018
Ik roep altijd: Bangkok is mijn stad! Ik vind het daar geweldig, qua sfeer, drukte, dynamiek en het feit dat iedereen door elkaar leeft. Je hebt er markten langs vierbaans wegen en tempels op elke straathoek. Toch ben ik 3x in Thailand geweest en nooit verder gekomen dan de hoofdstad.

Dus voor mij was 4x scheepsrecht! Want ik heb inmiddels ook het bijzondere platteland bezocht. Heel prettig is het dan als de reis begint met een vlucht met de nationale luchtvaartmaatschappij, Thai Airways. Je komt meteen in de Thaise sferen en ik word met mijn lengte altijd heel gelukkig van de beenruimte bij Aziatische maatschappijen. Helaas vliegt de Thaise maatschappij niet (meer) vanaf Amsterdam, dus eerst met de trein naar Zaventem bij Brussel. Hier stopt de intercity (vanaf Den Haag overstappen in Breda) direct onder het vliegveld, net als op Schiphol. Een prima verbinding!

Bangkok is in de loop van de jaren wel en niet veranderd: er zijn snelwegen gebouwd boven de doorgaande wegen, er is een skytrain gebouwd waarmee je snel en comfortabel door de hele stad komt, maar tegelijk zijn er ook nog altijd de drukke, gezellige (avond)markten en alle geweldige bezienswaardigheden, zoals natuurlijk het Koninklijk Paleis met de Wat Phra Kheo en de Wat Po, met de grootste liggende Boeddha ter wereld. Een bijzondere manier om de stad te ontdekken is per fiets, omdat je dan in straatjes en kleinere markten komt waar het gewone leven plaatsvindt. Een andere manier is per longtailboat door de klongs (kanalen) van Bangkok te varen – veel transport en het dagelijkse leven speelt zich op en langs het water af, het is bijzonder om dit te kunnen zien.

Tijdens mijn vorige bezoeken bleef ik ver weg van de stalletjes waar eten werd gekookt en verkocht, licht bezorgd als ik was over wat dit met mijn darmen zou doen. Nu heb ik op de avondmarkt in Chinatown heerlijk Birmees gegeten en geen last gehad. Ik kan het iedereen aanraden.

Hoog op mijn verlanglijst stond het bezoek aan de River Kwai. Maar eerst maakten we een treinreis naar de Mae Klong market, waar de trein letterlijk over de markt loopt. Absurd, maar wel adembenemend dat dit allemaal goed gaat.

In Kanchanaburi heb ik een bezoek aan de brug gebracht, bekend van de film “Bridge over the River Kwai”. Ongelooflijk wat er in de oorlogsjaren gebeurd is om deze brug door o.a. de krijgsgevangenen van de Japanse bezetters gebouwd te laten worden. De gruwelen die daarmee gepaard gingen zijn zorgvuldig gedocumenteerd in een museum, dat naast het ereveld ligt. Hier liggen honderden krijgsgevangenen begraven, die het niet overleefd hebben, waaronder een groot aantal Nederlanders.

De volgende dag werd de voormalige hoofdstad van Thailand Ayutthaya bezocht, waar de VOC al in 1604 goede handelsbetrekkingen met het Thaise vorstenhuis wist op te bouwen. De hele stad staat tegenwoordig op de Unesco werelderfgoedlijst, vanwege de goed bewaard gebleven tempelcomplexen. De Chai Wattanaran was in 2007 decor bij “Wie is de Mol?”.

’s Avonds reden we met de nachtrein naar Nongkhai in het noordoosten van Thailand. De accommodatie aan boord is modern, met bedden in de rijrichting, door gordijntjes af te sluiten. Toiletten zijn netjes en er zijn wastafels om je op te frissen. In de ochtend kun je koffie bestellen en desgewenst iets te eten. Ik heb prima geslapen...!

Ontbijten deed onze groep luxe in een hotel in Nongkhai. Daarna een prachtige route langs de Mekong Rivier naar Kaeng Khut Khu waar we met een longtailboat de rivier op gingen naar Chiang Khan. De rivier vormt de grens tussen Thailand en Laos, dus is het best bijzonder om zo dichtbij Laos te varen. Chiang Khan is een leuk dorpje met een gezellige winkelstraat, die vooral ’s avonds heel levendig is. Zoals overal in Thailand is de bevolking heel vriendelijk en – ik ben er op gaan letten – ze lachen inderdaad heel veel.

Achteraf bezien kwamen we nu bij het hoogtepunt van de reis: de Sirila Farm, een proefboerderij, waar wordt onderzocht welke gewassen in dit gebied het beste gedijen. Er staan ook 4 zelfgemaakt safaritenten, die niet onder doen voor de luxe tenten die je in zuidelijk Afrika vindt. Maximaal kan er met 5 personen in een tent worden overnacht, waardoor er hypothetisch maximaal 20 mensen te gast zullen zijn. Een kleinschalige, zeer sfeervolle accommodatie waar je wordt verwend door de eigenaren en hun familie. Er is zeer beperkt elektriciteit (geen wifi), wat een feeërieke sfeer geeft als de zon is onder gegaan.

De volgende ochtend maakten wij een fietstocht in de omgeving, waar we een schooltje hebben bezocht, een rubberplantage, een weefwerkplaats en een rijstfabriek. Een bijzondere fietstocht door het relaxte platteland van Thailand.

’s Middags een prachtige rit door het bergachtige gebied met onderweg bezoek aan de Wat Phra Si Sakew. Je ziet de enorme witte boeddha al van ver liggen. Eenmaal op het tempelcomplex blijken het 5 beelden te zijn, eerbetoon aan de 5 boeddha’s die de wereld tot nu toe gekend heeft. Het tempelcomplex is erg mooi, met Thaise porceleinen mozaïeken versierd.

Vanuit Phitsanuloke vlogen wij met Air Asia naar Bangkok. Air Asia is een prima lowcost maatschappij, die niet onderdoet voor bijvoorbeeld Transavia en een groot netwerk in Zuidoost-Azië heeft.

Dit keer bleven we niet in Bangkok, maar reden we in ca. 3 uur naar de badplaats Hua Hin, ooit door een Thaise koning gesticht die als kroonprins in Europa had gestudeerd en onder de indruk was van badplaatsen als Cannes en St. Tropez. Hij vond dat hij zijn gasten ook in dergelijke badplaatsen moest kunnen ontvangen als Bangkok te warm was.

Hua Hin heeft goede hotels voor elk budget. Wij verbleven in het Amari hotel, tevens een van de beste ketens van Thailand. ’s Avonds natuurlijk nog wel even naar de night market, voor het diner en om de laatste souvenirs te scoren! Opvallend is dat deze avondmarkt niet heel groot is en gemoedelijker dan in Bangkok.

Deze reis heeft echt mijn ogen geopend voor het land achter Bangkok. Het is ook prima te combineren met andere landen in Zuidoost-Azië, naast Laos ook Cambodja, Birma (Myanmar) en Vietnam. Ik ben wel van mening dat het het beste is om de tijd te nemen om het land echt in je op te nemen. De sfeer, de bevolking, de geuren… ik kan nu zeggen: Thailand is mijn land!